Wie is die elegante vrouw aan wie Joris Ivens met begeesterde ogen in een vlaag van hoffelijkheid een roos aanbiedt? En hoe kom je dat te weten als dat nergens beschreven staat? De foto is genomen tijdens de Filmweek Arnhem in 1959, wat destijds wel ‘het Cannes aan de Rijn’ werd genoemd. Het is het eerste en op dat moment belangrijkste filmfestival van het land. Is zij een buitenlandse actrice en zo ja, wie dan wel? Een recente schenking lost het raadsel op dat alles te maken heeft met de man die links van haar zit, maar op deze foto niet te zien is: Paul Kijzer.
Wie kent zijn naam nog? Paul Kijzer (1922-2011) had een turbulent leven en speelde na de oorlog een baanbrekende rol in de Nederlandse film- en theatercultuur. Hij richtte met Piet Meerburg het nationale filmarchief op en de bioscopen Kriterion in Amsterdam en Den Haag, Calypso in Rotterdam; hij produceerde de eerste Nederlandse naoorlogse speelfilm in de Cinetone filmstudios, wekte met Wim Sonneveld en Meerburg in de jaren vijftig het Nieuwe de La Mar Theater weer tot leven en realiseerde in de jaren zestig grote musicals, zoals Anatevka en De Man van La Mancha. Desondanks is op de websites van zowel het EYE Filmmuseum als het Theaterinstituut de informatie over Paul Kijzer eerder karig. Een schenking van de schoonfamilie van Kijzer –de familie Dieleman in Zeeuws-Vlaanderen– werpt nieuw licht op zijn leven en belang. Kijzer is op diverse momenten ook van belang voor Joris Ivens’ loopbaan.
Voor de oorlog
Paul Kijzer wordt op 8 juli 1922 geboren in de Utrechtse Emmakliniek als oudste zoon van Esther (Ep) Velt. Hij is er zelf ruim veertig jaar later nog eens naar teruggegaan en ze konden hem precies vertellen waar hij en zijn moeder lagen: kamer 1, bed 1. Jacob Kijzer erkent het kind een half jaar later bij zijn huwelijk met de moeder op de derde kerstdag van datzelfde jaar.
Paul Kijzer en zijn zusje, foto Studio Merkelbach.
Volgens Kijzer was zijn grootvader aan het begin van de 20e eeuw, toen het leven voor Joden in Philadelphia heel moeilijk was geworden, naar Nederland geëmigreerd. Een slordige ambtenaar bij de immigratiedienst moet naar eigen zeggen de familienaam Kayser toen foutief veranderd hebben in Kijzer.
Na Paul worden twee zussen geboren, Henriëtte en Agnes Kijzer. Via de oma van Esther Velt (Lea Roos) is Paul Kijzer een familielid van Jan de Vaal, de eerste directeur van het Nederlands Filmarchief, en via de echtgenoot van zijn zus verwant aan filmmaker Rudolf van den Berg. Enigszins voorbestemd voor de filmcultuur lijkt hij derhalve wel. Als briljante gymnasiast en met een uitgebreide talenkennis groeit bij hem een grote voorliefde voor film. Hij kan als scriptboy bij de productie van de speelfilm Boefje (Detlef Sierck/Douglas Sirk, 1939) kennismaken met de werkvloer van het filmbedrijf. Ondanks dat hij Boefje niks vindt en de regisseur slecht, zou het filmbedrijf hem nooit meer loslaten.
Al tijdens zijn middelbareschooltijd schrijft Kijzer artikelen in het filmblad Het lichtbeeld van David van Staveren, een sociaal-democraat van de oude stempel, die in film -mits beschaafd en stichtelijk- een prachtig middel ziet om de arbeiders te verheffen. Van Staveren is voorzitter van de Centrale Filmkeuring en zet zich in voor het opzetten van een archiefwezen voor film. De stukjes van Kijzer over film vallen op en zijn aanleiding voor het dagblad NRC hem aan te stellen als jonge filmrecensent. In die hoedanigheid ontmoet hij voor de oorlog Joris Ivens wanneer die terug-
keert uit China en hier voor het eerst zijn documentaire The 400 Million vertoont op een persconferentie. Of hij de filmrol zelf in handen krijgt, is onduidelijk, maar het krijgt nog een staartje.
De nieuwe initiatieven na de bevrijding
De levenslustige en ondernemende Kijzer moet in de oorlog onderduiken en dat in een van de meest gevaarlijke gebieden van het land, hartje Amsterdam, bij Jennie Roos, de halfzus van Jan de Vaals overleden moeder. Aan het begin van de bezettingstijd vertaalt Kijzer een operette van Kurt Gerron, maar in de jaren daarna maken de verveling en noodgedwongen inactiviteit hem bijna gek.
Als de bevrijding na vijf jaar een feit is, leidt de opgespaarde energie bij Kijzer tot een explosie aan initiatieven. Hij krijgt al spoedig weer contact met de tevens in de oorlog ondergedoken David van Staveren. Via de geallieerden had die als baas van de filmkeuring een stapel films gekregen die niemand wilde distribueren, waaronder Nigthmail (Harry Watt, Basil Wright). Paul Kijzer ziet er met zijn kennis van film en kwaliteit echter wel brood in en daar is Van Staveren heel blij mee. Al op 21 september 1945 biedt Kijzer The 400 Million aan bij de filmkeuring en samen met Nightmail vertoont hij beide films op 28 oktober tijdens een filmprogramma van De Vrije Katheder in Rotterdam, onder auspiciën van Van Staverens Cultuurfilmcentrale. Bij De Vrije Kathederis Hannah Meerburg -in de oorlog een van de leiders van het studentenverzet- actief als filmjournalist. Zij is getrouwd met Piet Meerburg, eveneens actief in het verzet, hij redde vele Joodse kinderen. Als Paul Kijzer op zoek gaat naar zijn nichtje bij het bureau OorlogsPleegkinderen ontmoet hij Piet Meerburg, die daar chef is. ‘Met Paul Kijzer praten zonder dat het over film gaat, is onmogelijk’, zo herinnert Jan de Vaal zich, die via Paul Kijzer eveneens in contact komt met Piet Meerburg. Meerburg en Kijzer zullen twintig jaar lang het ene na het andere meestal succesvolle culturele initiatief ontplooien. Het eerste is Kriterion, een studentenbioscoop waarmee studenten geld konden verdienen. Aan een geschikt gebouw komen is niet zozeer een probleem -de geconfisqueerde voormalige NSB-bioscoop wordt aan hen gegeven- maar een filmprogramma samenstellen wel. Waar haal je geschikte films die aanslaan bij een jong publiek? ‘Het succes van Kriterion is voor een belangrijk deel te danken aan Paul Kijzer. Ik heb nog nooit iemand ontmoet die zo’n neus voor goede films had als hij’, zo stelt mededirecteur Meerburg later.
Kriterion vlak na de oorlog, ook wel de lattenbioscoop genaamd vanwege de door een timmerman in elkaar getimmerde stoelen met latten.
Op zoek naar de betere film
De nieuwe naam van de bioscoop Kriterion duidt op criteria om ‘de betere film’ te laten zien, maar het is juist moeilijk deze betere film te pakken te krijgen. Paul Kijzer bedenkt een truc als hij hoort dat de in 1938 opgerichte Internationale Federatie van Filmarchieven (FIAF) in juli 1946 voor het eerst weer samenkomt in Parijs. ‘Met gezwinde spoed’ reist hij af naar deze kleine, maar belangrijke bijeenkomst. Hij meldt zich aan als hét Nederlandse filmarchief en verhaalt in zijn beste Frans van het idealistische studentenfilmtheater. Met de suggestie alsof hij over een film-archief zou beschikken bluft hij tegenstanders af. Het hoofd van de FIAF, tevens directeur van de Cinémathèque Française, de legendarische Henri Langlois, raakt snel gecharmeerd van Kijzer, want zij delen hun passie voor oudere films. Kijzer krijgt het voor elkaar, voor de neus van andere Nederlandse initiatieven, het lidmaatschap van de FIAF weg te kapen, als enig Nederlands lid, zo luiden de statuten. Hierdoor krijgt hij in een keer toegang tot het lenen van goede films uit de aangesloten buitenlandse filmarchieven, met name die uit Frankrijk en Engeland. In werkelijkheid heeft Kijzer helemaal geen filmarchief, maar hij is zo slim om met het lidmaatschap van de FIAF op zak direct na terugkeer in Nederland op 22 juli 1946 het Nederlands Historisch Film Archief (NHFA) op te richten. Hij probeert nog de oprichtingsdatum te antidateren, zodat het net zou lijken alsof er al wel een filmarchief zou hebben bestaan voor zijn toetreding tot de FIAF, maar dat vindt geen genade bij de notaris en medebestuursleden, onder wie Van Staveren en Meerburg. Kijzer vraagt zijn achterneef Jan de Vaal om de leiding op zich te nemen van dat jonge archief, dat geen film, geen huisvesting en geen geld heeft. De Vaal gaat gelijk aan de slag. Nog geen maand later, in augustus 1946, zit hij in Londen aan tafel bij filmmaker Alberto Cavalcanti en bezoekt hij de grote Ealings filmstudios om films op de kop te tikken.
Als Joris Ivens op 22 februari 1947 na een negen jaar durend verblijf in de Verenigde Staten en Australië, waar hij de geruchtmakende film Indonesia Calling (1946) maakte, terugkeert naar Nederland, behoort Paul Kijzer tot het Amsterdamse ontvangstcomité, naast o.a. Hannah Meerburg en Theun de Vries. Lang blijft Ivens niet in zijn vaderland; na een bezoek aan zijn moeder in Nijmegen vertrekt hij weer, via Parijs naar Bulgarije, Tsjechoslowakije, Joegoslavië en Polen.
In september van dat jaar bezoekt Kijzer het filmfestival van Cannes en geeft hij een lezing voor het vormingscentrum van Vrij Nederland in Kriterion bij een vertoning van M, de film van Fritz Lang. Met het nationaal filmarchief zal Kijzer zich verder niet meer direct bemoeien. Vanaf 1 juli 1947 trekken hij en Meerburg zich officieel terug uit het NHFA, dat onder leiding van Jan de Vaal zal uitgroeien tot het Nederlands Filmmuseum en later EYE Filmmuseum. De redding van een kunst, de redding van de nationale filmschat, begonnen ‘from scratch’, zonder film, zonder geld, zonder expertise, met alleen een bezemkast en de filmrollen die De Vaal kreeg uit Londen. ‘Een Titanenwerk’, zo schrijft het juryrapport van het Gouden Kalf, de prijs van het Nederlands Filmfestival die De Vaal aan het einde van zijn leven voor zijn inzet krijgt.
Commerciële filmproducer
Paul Kijzer blijft tot in de jaren zestig directeur van Kriterion en richt zich tegelijkertijd op andere zaken: hij produceert met Meerburg de eerste naoorlogse film, die wordt opgenomen in de van de Duitse bezetter in beslaggenomen Cinetone studios in Duivendrecht. Het onderwerp ligt hen na aan het hart: onderduikers tijdens de hongerwinter. De titel van de door Edmond Gréville geregisseerde film Niet tevergeefs is afgeleid van een citaat uit een Londense radiotoespraak van Koningin Wilhelmina en door Bert van Eysselsteijn verwerkt tot een boek. Er komt ook een Engelstalige versie Not in Vain, maar vreemd genoeg is er geen filmrol bewaard gebleven. De film is geen succes en Kijzer trekt zich drie weken terug in Londen om te concluderen dat het maken van films hem toch minder ligt dan het laten maken en verhandelen van films. Kijzer wordt in de zomer van 1947 productieleider van de ‘overseas branch’ van Eagle Lion, de filmorganisatie van Arthur J. Rank, waarvoor hij vier korte films produceert. Voor de Rotterdamse Filmstichting stellen Meerburg en Kijzer een compilatiefilm samen van oude filmbeelden van Rotterdam onder de titel Rotterdamse Mijmeringen.
Om op professionele en commerciële manier films te kunnen gaan verhuren gaat Kijzer van 1948 tot 1963 leiding geven aan HAFBO, de Holland-America Film Booking Office NV. In de Cinetone Studios neemt Kijzer de Nederlandse versie op van Günter Neumanns Berliner Ballade.
Na het succes van Kriterion breiden Meerburg en Kijzer hun bioscoopketen in het najaar van 1950 uit met Kriterion in Den Haag, in het oude Amicitia theater, dat op dezelfde leest is geschoeid als in Amsterdam en eveneens wordt gerund door werkstudenten. Voor 20th Century Fox maakt Kijzer samen met pater N. van Hees S.J. een vertaling van de film Holy Year 1950. Kijzers liefde voor oude films blijkt andermaal als hij van een serie korte Chaplinfilm uit 1915 De Grote Parade compileert in een Nederlandse versie met de stem van filmcriticus Leo Jordaan.
Van film naar theater
Op 5 maart 1951 trouwt Kijzer met de knappe actrice Elise Hoomans (1914-1991) en werkt met haar samen aan diverse theaterproducties. Met zijn talenknobbel vertaalt hij La Sauvage van Jean Anouilh, dat Hoomans regisseert voor de Utrechtse Vrouwelijke Studenten Toneel Vereniging.
Eenzelfde rolverdeling krijgt een vervolg met Henry de Montherlants Malatesta: Kijzer vertaalt en Hoomans regisseert, ditmaal uitgevoerd door studenten in de Amsterdamse Stadsschouwburg.
Samen met Wim Sonneveld hebben Kijzer en Meerburg hun oog laten vallen op het sinds lange tijd verlaten De la Mar-theater in de Marnixstraat. In 1952 dienen zijn een voorstel in om het theater weer exploitabel te maken, met meer zitplaatsen en een volle programmering met o.a. het cabaret van Sonneveld en diverse theater- en dansgroepen (Scapino). In december 1952 opent het verbouwde boulevardtheater haar deuren. Een vergelijkbaar initiatief van o.a. Kijzer om een Cinema Gooiland in Hilversum te bouwen stuit echter op verzet en gaat niet door.
De combinatie Hoomans (regie) en Kijzer (vertaling) treedt nogmaals aan voor een jubileumvoorstelling in 1954 van E.E. Cummings’ toneelstuk Him met Groningse studenten. Kijzer heeft dat jaar veel succes met de verhuur van Het Wonderlijke leven van Willem Parel, met de zeer popu-laire Wim Sonneveld in de hoofdrol, de Don Camillo-films met Fernandel en Ali Baba en de veertig rovers.
In die tijd vinden er enkele juridische processen plaats die het huwelijk van Hoomans en Kijzer onder hoogspanning brengen. Dat wordt versterkt als Kijzer op een filmbeurs een jonge vrouw uit Axel ontmoet, een film-enthousiast en afkomstig uit het filmbedrijf.
Anny Dieleman
De jonge Anny Dieleman (1926) is de oudste dochter van Hermanus en Pieternella Dieleman, het echtpaar dat sinds 1934 samen de bioscoop en vergaderzaal Het Centrum in Axel leidt. Het is een grote hal met 500 zitplaatsen, dat inderdaad centraal ligt in Zeeuws-Vlaanderen en dan ook van heinde en verre publiek trekt.
Bioscoop en zaal Het Centrum, Axel.
Van kinds af aan groeit Anny op in dit filmbedrijf, dat bedoeld is om een familiebedrijf te worden. Op de HBS blijkt haar talenknobbel, maar zij ontvangt geen diploma, omdat er in het laatste oorlogsjaar geen examens kunnen worden afgenomen. Het gezin gaat o.a. op vakantie naar Zuid-Frankrijk en bezoekt het filmwalhalla Cannes. In 1949 treedt de dan drieëndertigjarige Anny Dieleman toe tot de directie van Het Centrum en loopt ze filmbeurzen af om films voor de familiebioscoop te huren. In die hoedanigheid ontmoet zij in 1954 op een van die beurzen de directeur van HAFBO. Kijzer is dan al een geslaagde entrepeneur, de ‘opper-mansjer’ zoals De Telegraaf hem beschrijft, naar het bargoens voor ‘geld ophalen’ en ‘met de pet rondgaan bij het draaiorgel’. Naast zakelijk handig en intelligent is Anny Dieleman een elegante verschijning. Een liefde bloeit op, die bij Kijzer al vrij snel leidt tot de scheiding van zijn eerste vrouw. In het jaar dat Elise Hoomans de Zilveren Bouwmeesterpenning ontvangt als beste actrice scheiden zij en Kijzer. Op 25 april 1957 treden Paul en Anny Kijzer-Dieleman in het huwelijk en gaan zij wonen aan de Herenracht 316 in Amsterdam. Een huwelijk dat ondanks alle hoogte- en dieptepunten in het stormachtige ondernemersbestaan van Kijzer standhoudt. De zakelijke kant van Kijzer wordt duidelijk als Het Centrum in Axel een jaar later wordt omgezet in een NV.
Joris Ivens, Anny Kijzer-Dieleman en Paul Keizer, Arnhemse Filmweek.
Gastheer, docent
Als filmmagnaat van steeds groter statuur en omvang heeft Kijzer er veel plezier in bekende filmsterren met alle egards te ontvangen, als het even kan samen met zijn vrouw, met sigaar en champagne. Vanwege de roulatie van Mon oncle introduceert Kijzer de Franse regisseur en acteur Jacques Tati -in de film monsieur Hulot- aan het Rotterdams publiek met een komisch mengsel van Frans en Nederlands. Als de Duitse zangeres Conny Froboess schittert in Teenager Melody haalt Kijzer haar persoonlijk op in Essen. Nadat hij in 1959 in Cannes zijn slag heeft geslagen door diverse goede films voor de neus van zijn concurrenten weg te kapen, straalt Kijzer met Anny tijdens de Arnhemse Filmweek in juni van dat jaar. Bij de première zit François Truffaut, regisseur van Les quatre cent coups tussen hen beide ingeklemd. Een andere prijswinnaar in Cannes weet Kijzer ook naar Arnhem te halen, maar dat heeft meer voeten in aarde. Het gaat om Joris Ivens en zijn poëtische film La Seine a rencontré Paris, winnaar van de Grand Prix voor beste documentaire. Omdat de Nijmeegse filmmaker al sinds 1947 niet meer in zijn vaderland is geweest en hem beperkingen zijn opgelegd met zijn paspoort vanwege de affaire rondom Indonesia Calling (1946), zijn eerst diplomatieke garanties van het ministerie noodzakelijk. De persconferentie die Kijzer voor Ivens organiseert, wordt druk bezocht, bij het publiek en de pers is de film een succes. Tijdens deze triomfantelijke terugkeer laat Joris Ivens zijn charmante kanten aan iedereen zien, o.a. tijdens de première, wanneer hij een roos aanbiedt aan Anny Dieleman.
Kijzer laat er tevens Ingmar Bergmans Op de drempel van het leven zien. Later dat jaar weet Kijzer met groot financieel risico Alain Resnais’ meesterwerk Hiroshima, Mon Amour naar Nederland te halen. Deze Filmweek is het ‘finest hour’ uit zijn loopbaan, zal Kijzer later stellen.
Lef, liefde voor oude films en een neus voor kwaliteit blijken als Kijzer M, Eine Stadt sucht einen Mörder, de filmklassieker van Fritz Lang uit 1933 naar Nederland haalt. De film was gevonden in een filmkluis in Dresden en gerestaureerd en Kijzer vindt het de moeite waard het Nederlandse publiek kennis te laten maken met Langs' meesterwerk. Anny en Paul staan onderaan de vliegtuigtrap op het oude Schiphol om de filmmaker met monocle hartelijk te verwelkomen, terwijl de camera’s draaien. De filmbeelden hiervan worden in de Polygoonjournaals in honderden bioscopen vertoond, gevolgd door beelden van de komst van Lang naar de filmkluis van het Nederlands Filmmuseum, waar Jan de Vaal de Duitser enkele onbekende prints laat zien.
‘De Nederlandse filmimporteur Kijzer, die zijn films met veel fanfare uitbrengt en één van de beste ‘show-men’ kan worden genoemd’, schrijft een krant. Dat jaar begint de vakopleiding voor mensen in de film, regisseurs, cameramensen, scenarioschrijvers, en Paul Kijzer is een van de docenten van deze Nederlandse Filmacademie. Hij doceert er ‘de economie van de filmdistributie’. ‘Tot gasten die Kijzer ontvangt, behoren de acteurs Georges Rivière en Pierre Dominique Gaisseau.
In 1962 begeleidt hij Charles Heston, auteur van de door HAFBO gedistribueerde 55 dagen in Peking, naar kroonprinses Beatrix. Die praatte zoveel, ‘geen speld tussen te krijgen’, zo herinnert Kijzer zich. Een paar jaar later produceert hij Spuit Elf van regisseur Paul Cammermans, waarvan hij al gelijk aanvoelde dat het niet veel zou doen bij het publiek.
In 1963 is er sprake van een verfilming van Remco Camperts succesvolle roman Het leven is vurrukkulluk, waaraan de schrijver samen met Frans Weisz in de winter aan een scenario had gewerkt. Uiteindelijk besluit Kijzer niet door te gaan met het project.
Toneel, film en musical
‘Na afloop was iedereen doodstil. Er werd niet geklapt, iedereen was gewoon kapot. In de twee maanden dat het stuk speelde, werd er nooit geapplaudisseerd’, herinnert Kijzer zich van het toneelstuk Het Dagboek van Anne Frank, dat hij produceert. ‘Enkele mensen die in het stuk voor-
kwamen, ik herinner me vader Frank, zaten in de zaal. De koningin was er ook.’ Over haar man, Prins Bernhard, wil Kijzer een film maken dat gebaseerd is op een boek dat Alden Hatch over hem heeft geschreven. Het project, dat voornamelijk uit documentair materiaal zou bestaan, wordt nooit voltooid.
Kijzer steekt, tegen de adviezen van vakgenoten in, in 1961 een half miljoen in de productie van Samuel Bronstons spektakelfilm El Cid, met een overweldigend liefdesverhaal in een heroïsch tijd
perk met Sophia Loren en Charles Heston in de hoofdrol. Een voor die tijd in Nederland ongekend hoog bedrag, waarmee hij een groot risico loopt. Met zijn altijd aanwezige sigaar in de mond maakt Kijzer duidelijk dat hij tijdens de filmopnames zo gecharmeerd was door de liefdesscène in het hooi, dat hij het wel aandurfde. In de promotie van de film stelt hij dan ook niet het zwaardvechten, maar de romantiek centraal, en dat werkt.
Van de episodefilm De wereld wil bedrogen worden van de jonge Poolse regisseur Roman Polanski wordt Kijzer producent van het Nederlandse deel De rivier van diamanten. Blijkbaar niet geheel volgens Polanski’s wensen, want in de later vernieuwde versie wordt dat Nederlandse deel niet meer opgenomen. Problemen zijn er ook met Fons Rademakers, van wie Kijzer diens Dans van de reiziger produceert. De filmmaker wil deze in kleur en een première met kerst, maar Kijzer beslist anders, de zwart-wit film gaat een half jaar later op 7 april 1966 in première, die deels de mist ingaat vanwege een slechte geluidsweergave.
Anatevka, 1966
Na het succes dat Piet Meerburg en Willy Hofman hebben met de eerste musical in Nederland, My Fair Lady (1960), en iets minder succes met Oliver! (1963), waagt Kijzer zich ook op het risicovolle pad van deze uit Amerika overgewaaide kunstvorm. Daartoe richt hij in 1966 samen met acteur en zanger Hans Boskamp Petraq producties op om Anatevka, over de Joodse melkboer Tevje, op te voeren. Carré-directeur Karel Wunnink die in het verleden een bittere ervaring heeft gehad met de overal elders zo succesrijke musical Sound of Music, zegt van het nieuwe initiatief: ‘Ik vind het bijzonder dapper van Kijzer en Boskamp en wat ik tot dusver heb gezien is dat zij hun taken op een zeer deskundige wijze voorbereiden’. Kijzer bekijkt in New York Fiddler on the roof en is zo onder de indruk dat hij van Anatevka een kopie wil maken van deze luxe uitvoering, met Chagall-achtig decors en een grote bezetting. Het thema spreekt beide producenten aan, zo blijkt uit de woorden die Kijzer bij de première spreekt. Hij herinnert het publiek aan de vele vervolgingen waaraan het joodse volk eeuwenlang blootgesteld is geweest, en waarop ook in Anatevka wordt gezinspeeld. ‘De laatste weken hebben bewezen, dat dit gevaar nog steeds dreigt: het heeft thans geleid tot een oorlog, die Israël zware offers oplegt. Gelukkig gewagen de berichten tot dusver, dat het kleine land zich met succes weet te verweren tegen zijn vijanden (applaus in de zaal). Het gezelschap heeft besloten een groot deel van de recette van deze avond af te staan ten bate van Israel’.
Anny Kijzer zet haar talenknobbel in en vertaalt de dialogen en haar broer Jan Dieleman wordt productieassistent, een rol die hem zo bevalt dat hij daarna in het vak blijft. Lex Goudsmit vervult een glansrol met zijn diepe, lage stem als Tevje, en zingt de onvergetelijke wensdroom If I were a rich man. De musical over de vioolspeler op het dak -kosten een half miljoen gulden- wordt een hit en 586 keer gespeeld. ‘Als je bang bent dat het niet gaat, moet je er nooit aan beginnen, maar wij zijn wel begonnen en dat betekent dat wij het volste vertrouwen hebben in de afloop’, een voorspelling van Kijzer die uitkomt. ‘Anatevka heeft toch wel bewezen dat een musical succes kan hebben. Zonder dat je de laagste paden van het amusement hoeft te betreden. Het gepraat dat Nederland niet musical-minded zou zijn, is onzin gebleken. Van een luchtig geval als My Fair Lady wisten we dat al, maar een stuk van importantie, zoals Anatevka gezien de thematiek is, kan in Nederland ook.’ De groepsfoto op het dak laat zien hoe omvangrijk de productie is en hoeveel talenten Kijzer heeft verzameld.
Continuïteit
Het succes smaakt naar meer. De cast van Anatevka wil Kijzer nu het liefst inzetten voor een volgende musical, zodat er een continue productie kan ontstaan. ‘Dat is de enige manier om de mensen het musical-vak te leren. En ‘t is heus een apart vak: geen andere vorm van theater is zo totaal-theater als de musical. Het eist een enorme veelzijdigheid en een ijzeren discipline’, legt Kijzer uit. Na bezoeken aan de VS is hij zo gretig om De Man van La Mancha te laten zien dat hij niet alleen de rechten opkoopt voor Nederland, maar gelijk van heel West-Europa. In februari 1967 tekent hij in Wenen een contract voor het Duitse taalgebied en doet de casting van de zangers en acteurs. ‘De meeste mensen vragen mij verbaasd: begin je nu alweer aan een nieuwe musical? Man, hoe toch eens even op. Anatevka draait nauwelijks of ie begint alweer met een nieuwe. Maar zo is het nu eenmaal, je moet erop blijven zitten, want anders verlies je je publiek.’ Zo verklaart Kijzer zijn dadendrang en ambitie. Hij denkt groots, want De Man van La Mancha naar de roman van Cervantes, moet het begin zijn van een samenwerking met de Amerikaanse producent om een serie musicals in Europa uit te zetten. Kijzer denk bijvoorbeeld aan I do, I do naar de roman Het Hemelbed van Jan de Hartog. In januari 1968 gaat De Man de la Mancha in Wenen in première en in augustus in Berlijn.
Film is Kijzer niet vergeten, hij ondersteunt de Franse filmweek en de Israëlische filmweek.
Ondertussen beginnen in Nederland de repetities voor de Nederlandse versie van de musical, met o.a. Carry Tefsen.
Een moedige eenling
In 1968 heeft Kijzer in totaal onder handen: de aflopende Nederlandse musical Anatevka, de premières van de Duitse versie van De Man de La mancha in Wenen, Berlijn en Hamburg, de repe-
tities van de Nederlandse en van de Franse versie ervan, de Duitse versie van de musical Scuba Duba, en de voorbereidingen van de musical Hair. Volgens Kijzer is Hair ‘een revolutie op musical-gebied, een musical over hippies, over jonge mensen, midden in de actualiteit, midden in de tijd.’
Tijdens de Nederlandse repetities van het verhaal met Don Quichot ontstaan er problemen, acteur Guus Hermus valt van zijn paard, is soms slecht bij stem, en een paar weken voor de première wordt hoofdrolspeelster Anke Brokstra, die Dulcinea speelt, ontslagen en vervangen door Carry Tefsen. Een voorbode van meer ellende.
Het Duitse publiek is niet gecharmeerd van de Spaanse ridder en zijn knecht met hun schijngevechten. De Man de La Mancha is daar een financieel debacle. De Nederlandse première wordt ontsierd omdat hoofdrolspeler Guus Hermus van het toneel loopt. Wat Kijzer aanvankelijk nog risicospreiding noemt, verschillende producties op verschillende locaties waarbij een tegenvaller wordt opgevangen door een meevaller elders, blijkt juist een kettingreactie tot gevolg te hebben. Alle producties komen stil te liggen. Bovendien verliest hij een proces in New York, wat hem enkele tonnen kost. Begin maart 1969 wordt Kijzer failliet verklaard met een schuld van een miljoen, wat hij later ontkent als zijnde een sprookje van kwaadsprekers. Hij verlaat het land. Zelfs Anny weet alleen dat hij in het buitenland op zoek is naar geldschieters, maar waar hij precies zit, kan zij niet zeggen. ‘Was hij een grote gokker, een slechte zakenman of een man, die in zijn enthousiasme voor het theater te veel zaken doet die niet verantwoord zijn?’, zo vraagt Henk van der Meyden zich af in De Telegraaf. ‘Dat laatste’, zo stelt hij: ‘Paul Kijzer nam in zijn geestdrift te veel hooi op zijn vork’. Carré-directeur Karel Wunnink ondersteunt dat: ‘Hij liet zich helemaal meeslepen’. ‘En toch is een moedige eenling zoals Paul Kijzer van betekenis voor ons theater. Hij is een typisch Amerikaanse showbusinessman die alles groot wil aanpakken.’ Paul Kemna, die de productie van Hair overneemt: ‘Het is toch geweldig wat die man voor de musical in Nederland heeft gedaan. Zonder een cent subsidie.’
Vanaf het vliegveld van Brussel schrijft de gedeprimeerde Kijzer een wanhopige brief aan zijn vrouw, dat hij nooit meer naar Amsterdam zal terugkeren, omdat hij radeloos is. Hoewel Anny wel gemerkt had dat hij de laatste tijd somber was en problemen had, was de omvang daarvan nooit door haar man aan haar verteld, noch aan iemand anders.
‘De brief aan zijn vrouw’ wordt in de krant gepubliceerd, waaruit blijkt dat Kijzer zich in het buitenland wil vestigen, in een ver land, om daar een nieuw bestaan op te bouwen. Eind maart blijkt Kijzer toch weer op te duiken in Nederland, veilig vlak bij de grens, bij zijn schoonfamilie Dieleman in Axel.
Piet Meerburg over zijn voormalige compagnon: ‘Paul was een heel talentvolle man. Maar hij was tevens een Hochstapler, een boef. Toen wij na veertien jaar uit elkaar gingen [dat moet in 1960 zijn geweest ten tijde van My Fair Lady; AS], waren we nog niet slecht met elkaar. Dat kwam pas nadat hij allerlei vrienden van mij had opgelicht. [...] Paul is naar Spanje gevlucht. Later ben ik hem nog eens tegengekomen op de Croisette, de boulevard van Cannes. Ik heb hem gezegd: ‘Als je maar tien procent van je schulden aan die mensen van toen terugbetaalt, spreek ik weer met je.’
Kijzer over Meerburg: ‘Ik had geld zitten in My Fair Lady. Maar we kregen grote spanningen. Onze samenwerking is een slecht afgelopen avontuur. Ik heb toen zelf musicals gemaakt.’
Buitenland & terugkeer
Paul en Anny Kijzer vestigen zich vanaf voorjaar 1969 definitief in het buitenland, eerst Madrid, jaren later Los Angeles en daarna Berlijn. Zijn werkzaamheden blijven voor Nederland grotendeels onzichtbaar. Hij raakt letterlijk uit beeld en wordt vergeten. Alleen hun familie in Axel zien zij, als ze die met Kerstmis, Pasen en andere bijzondere gelegenheden in Zeeuws-Vlaanderen opzoeken. Al na enkele jaren gaat het Kijzer, die voortvarend helemaal opnieuw begint, goed als filmimporteur en producent. ‘Ik had dit tien jaar eerder moeten doen’ zo stelt hij in 1972. Hij verschijnt in Variety, het gerenommeerde vakblad van de filmindustrie, nadat hij alle rechten heeft opgekocht van de Mary Pickford-films. Het werk in Spanje bevalt hem goed, hij blijft er tot na de dood van Franco. Zijn internationale netwerk brengt hem vaak naar Parijs en Hollywood voor de financiering en verkoop van films. In Los Angeles vestigt het echtpaar zich in een luxe appartement aan de Southern Doheny Drive in Beverly Hills, 20 minuten van het strand en tien minuten van de Hollywood studios. Foto’s uit het familiealbum tonen een ontspannen koppel dat geniet van de zon en het Amerikaanse leven.
Aan het begin van de nieuwe eeuw verhuist het stel naar Berlijn, waar Kijzer altijd al graag kwam. Na tien jaar wordt de cirkel rond gemaakt, Kijzer is al 88 jaar als het echtpaar terugkeert naar Nederland en in Terneuzen gaat wonen, terug naar de geboortegrond van Anny Dieleman. In die stad is ooit eens gratie verleend aan een Kayser. Dat zit hem op het einde van zijn leven nog wel dwars, dat hij geen erkenning heeft gekregen voor zijn werk, en meer bekend is door zijn vlucht in 1969, die destijds in de kranten breed is uitgemeten, dan zijn vele verdiensten voor de film- en theaterwereld. Dat hij er persoonlijk niet aan onderdoor is gegaan, is ongetwijfeld te danken aan Anny, die hem door moeilijke tijden heeft geloodst om uiteindelijk aan de Schelde tot rust te komen. Paul overlijdt er op 7 november 2011, 89 jaar oud, Anny nog geen jaar later op 17 augustus 2012, 86 jaar, na een huwelijk van meer dan vijftig jaar
André Stufkens, januari 2025
Met grote dank aan: Meta Dieleman, Axel, en Rob Stufkens, Middelburg.
Bronnen: Privécollectie familie Dieleman; Delpher, krantenknipsels; website Theaterinstituut, Amsterdam;
Stadsarchief Utrecht, Gemeentearchief Den Haag;
André Stufkens, Redder van de tiende Muze. Jan de Vaal en het Nederlands Filmmuseum, 1946-1987 (Utrecht: IJzer, 2016);
Annemieke Hendriks, De pioniers. Interviews met 14 wegbereiders van de Nederlandse cinema (Amsterdam: Uitgeverij International Theatre & Film Books, 2006)